Hoewel staatssecretaris Wiebes heeft laten weten dat handhaving van de Wet DBA voorlopig wordt opgeschort, is er nog veel onrust bij zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. Want wat betekent zijn toezegging in de praktijk? En wanneer is een opdrachtgever of opdrachtnemer bijvoorbeeld ‘kwaadwillend’ – de groep die volgens Wiebes niet gespaard zal worden.Vrijdag 18 november kwam Wiebes met zijn brief aan de Kamer waarin hij ingaat op de problemen die opdrachtgevers en –nemers ervaren bij de inhuur van zp’ers met de Wet DBA. Met het vervallen van de VAR-verklaring vinden partijen het lastig om de werkrelatie te duiden: is er wel of niet sprake van een loondienstbetrekking? Om de partijen tegemoet te komen heeft Wiebes aangekondigd dat de Wet DBA zeker tot 1 januari 2018 niet gehandhaafd zal worden. Tot die tijd wordt gewerkt aan een nadere invulling van de begrippen ‘gezagsrelatie’ en ‘vrije vervanging’, zodat partijen beter kunnen beoordelen of er wel of niet sprake is van een loondienstbetrekking. Maar wat betekent deze toezegging in de praktijk?

Wiebes balanceert op een slap koord met de toezeggingen over de handhaving van de Wet DBA: enerzijds is de var-verklaring afgeschaft om effectiever te kunnen optreden daar waar met schijnzelfstandigen wordt gewerkt. Anderzijds wil hij de inhuur van zp’ers zo min mogelijk frustreren. Daarbij mag hij de teugels qua handhaving op het gebied van de loonheffingen ook niet te veel laten vieren. Als hij niets doet komt de inning van de loonheffingen in het gevaar. Dus helemaal niets doen kan hij ook niet.

De evident kwaadwillende wordt niet gespaard

Wiebes waarschuwt wel in zijn brief: ‘Echter, voor de groep evident kwaadwillenden zal de Belastingdienst met ingang van 1 mei 2017 starten met een (repressief) handhavingsbeleid. Voor deze groep geldt dus geen verlengde implementatietermijn.’ Wat die groep evident kwaadwillende zijn wordt in een bijlage bij de brief toegelicht: ‘Kwaadwillend is de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast).’

Een voor de praktijk lastig werkbare definitie. Wiebes gebruikt het wordt ‘opzettelijk’. Als we kijken naar de mogelijkheid voor de Belastingdienst om bij naheffing van loonheffingen boetes op te leggen, wordt als voorwaarde gesteld dat er sprake moet zijn van (voorwaardelijke) opzet. Daar komt de Belastingdienst naar haar mening al snel aan toe, als er ten onrechte geen loonheffingen zijn ingehouden, waar dat volgens de Belastingdienst wel had gemoeten. Bijvoorbeeld bij de inhuur van zp’ers.

Moet je tot de conclusie komen dat alleen als een naheffingsaanslag met boete opgelegd kan worden er sprake is van de kwaadwillende opzet die Wiebes noemt? Dat als de boete in bezwaar of beroep vernietigd wordt, de naheffingsaanslag ook vernietigd moet worden? Het lijkt mij zeker een standpunt dat het innemen waard is, maar of het in de praktijk ook zo zal werken?

Opdrachtgever en –nemer behouden hun verplichting om de Wet DBA goed toe te passen

Wat kunnen opdrachtgevers en –nemers nu doen? Ze zullen in ieder geval de verplichting houden om hun werkrelatie vooraf te beoordelen, dat vast te leggen in de administratie en vervolgens gebruik maken van een modelovereenkomst wanneer getwijfeld wordt over de arbeidsrelatie: wel of niet een loondienstbetrekking? Op die manier is het risico dat de Belastingdienst na de uitspraken van de Staatssecretaris van Financiën Wiebes met succes naheffingsaanslagen zal opleggen, kleiner geworden.

In mijn ogen heeft de brief van Wiebes niets veranderd voor de dagelijkse praktijk. Met de toezegging dat alleen gehandhaafd wordt bij evident kwaadwillenden blijft de status quo bestaan. Voor opdrachtgevers blijft de onduidelijkheid bestaan over wie nu als kwaadwillende gezien moet worden.

Hoogopgeleide professional – zp’er krijgt een voor hen waardevolle toezegging

Voor een grote groep zp’ers is een handreiking opgenomen in de brief, die naar mijn mening meer houvast biedt dan de toch enigszins vage toezegging van hiervoor over de handhaving. Het gaat om de professional aan de bovenkant van de arbeidsmarkt die worstelt met het begrip ‘gezagsverhouding’. Voor deze groep zelfstandige professionals, die worden ingehuurd voor een specifiek project, waarbij voor de opdrachtgever het eindresultaat telt en het aan de professional is om het eindresultaat te bereiken zal geen handhaving plaatsvinden. Deze toezegging geldt tot het moment waarop nieuwe begrippen zijn vastgesteld voor het criterium ‘gezagsverhouding’. Tot die tijd lopen professionals niet aan tegen naheffingen en boetes.

Dat is een handreiking waar in de praktijk mee gewerkt kan worden. Voor de professionals denk ik dan onder andere aan IT-deskundigen die op projectbasis werken. Dit is een groep die al veel last heeft ervaren van de Wet DBA, hopelijk komen ze met deze toezegging sneller weer aan het werk.

Ewoud de Ruiter is fiscaal jurist en directeur/eigenaar van 3RRR Belastingadviseurs BV. Dit artikel is eerder verschenen op ZiPconomy.

Bron: http://www.accountancyvanmorgen.nl